Belevingswaarden

In de jaren zestig van de vorige eeuw werd grote betekenis gehecht aan het concept van een groot groen gebied in het centrum van de verstedelijkte Randstad  Dat was en is de grondslag van het Groene Hart. Openheid, rust en ontspanning waren de trefwoorden. Dat is nog onverminderd het geval. Het Groene Hart is als woon-, werk- en leefgebied voor de 700.000 inwoners van de regio van belang, maar ook voor de 7 miljoen bewoners die er “omheen” wonen.

Openheid

Openheid betekent vooral ‘zicht op de horizon’. Hoe open een gebied is, of wordt ervaren hangt niet alleen samen met maat en schaal, maar ook met de randen van het geheel. Hoge gebouwen, windmolens, maar ook boselementen kunnen het gevoel van openheid snel aantasten. Openheid is dus een kwetsbare kwaliteit. Openheid is bovendien een ‘schaars goed’ in de volle Randstad.

kaart zichtbaar oppervlakte

Rust en stilte

Mensen komen naar het gebied om te ‘onthaasten’. Rust en stilte vormen een belangrijke tegenhanger van het leven in de stad.

Diversiteit

De landschappelijke diversiteit in combinatie met historische dorpskernen versterken de belevingswaarden.

Veenweidegebieden

Deze zijn in de later Middeleeuwen ontgonnen. Zij werden ontwaterd door het graven van sloten op onderling vaste afstanden. Daardoor ontstond een vast patroon van lange kavels dat in een aantal regio’s ( de Ronde Hoep, Lopikerwaard, Krimpenerwaard, Vijfheerenlanden) goed is terug te vinden. De wegen en vaarten die het uitgangspunt voor de ontginning vormden zijn nu de boerderij- en dorpslinten. Zo vinden we in Alblasserwaard een bebouwingslint langs de Alblas.
In de boerderijlinten vinden we nog veel 17e, 18e of 19e eeuwse boerderijen.  In die linten vinden vaak ook rijksmonumenten. Het gebied is ook afwisselend door het gebruik van knotwilgen en houtwallen. Hier en daar werd een groepje bomen neergezet om te voorzien in hout voor gereedschap en verwarming.

Plassen

Veen bleek gedroogd een goede brandstof op te leveren: turf.
In een aantal gebieden is de turf intensief weggegraven. Het grondwater liep de putten in. Om de turf te drogen, resteerden de legakkers. Veel legakkers zijn in de loop van de eeuwen ook weggeslagen tijdens stormen. Deze afwisseling van water en legakkers vind je terug in het Vechtplassengebied en het Hollands Plassengebied. Een aantal plassen worden vooral gebruikt voor recreatie en vakantie. Andere plassen zijn ongerept gebleven en vormen een prachtig stiltegebied.

Droogmakerij

Een aantal plassen werden vervolgens weer drooggelegd. De Zoetermeerse Meerpolder (1614) is de oudste droogmakerij in het Groene Hart en krijgt nu een functie in de waterberging.
De Zoetermeerse Meerpolder

Oeverwallen

Langs de Oude Rijn, de Hollandse IJssel, de Lek en een stukje Waal vinden we rivierklei.
Deze grond klinkt minder hard in dan het veengebied. Deze bodem is daarom relatief droog en vruchtbaar en wordt van oudsher gebruikt voor boomgaarden, landgoederen, akkers.

Fruitteelt

De regio Vijfheerenlanden  wordt in zijn geheel gekenmerkt door kleigrond op veen.  Oude veenrivieren hebben hier ook zandruggen achter gelaten. De streek is dan ook de aanloop naar de Betuwe met veel fruitteelt en hoogstamboomgaarden bij de boerderijen.

Grienden

Lager gelegen buitendijks gebied langs de rivieren werd gebruikt voor griendbos. Wilgen die bij de grond werden geknot leverden jaarlijks takken waarmee manden, broedmanden en dijkmatten werden gemaakt. Deze cultuur is kort na WOII verdwenen.

Uiterwaarden

De buitendijkse gebieden langs de Lek hebben hun oude functie terug gekregen. In het vroege voorjaar krijgt het sneeuwwater uit de Alpen de ruimte en tijd om weg te stromen naar de Noordzee. Nu de zomers heter en langer worden en de droogte toeslaat, is het ook van belang dit water te bufferen. In die waterrijke gebieden vinden talloze vogels hun voedsel. Maar het water voert ook veel zaden aan, waardoor in korte tijd veel bedreigde plantensoorten hier weer groeien. Langs de Lek zijn meerdere wandelpaden aangelegd.