Impactstudie verhogen grondwaterstand veenweiden

      Reacties uitgeschakeld voor Impactstudie verhogen grondwaterstand veenweiden

De studie is uitgevoerd in opdracht van de drie provincies Noord- en Zuid- Holland en Utrecht. In de rapportage worden de bevindingen van een verkennende modelstudie naar de impact van grondwaterstand- en oppervlaktewaterpeilopzet in de veenweidegebieden gepresenteerd.

Hieronder eerst een korte samenvatting (gebaseerd op het rapport en de brief van GS ZH). En daarna een duiding en reactie van de SGH.

1. Aanleiding
De aanleiding voor de studie zijn de structurerende keuzes voor het veenweidegebied uit de Kamerbrief over Water en Bodem sturend van 25 november 2022:

  • We bewegen toe naar een grondwaterstand van 20 cm tot 40 cm onder maaiveld;
  • We minimaliseren de aanvoer van gebiedsvreemd water;
  • We beheren onze landbouwgronden duurzaam.

2.  Doel van de verkenning
Het doel van de verkenning is om de directe impact van het opzetten van de grondwaterstand- en oppervlaktewaterpeilopzet naar 40 tot 20 cm onder maaiveld in veenweidegebieden te onderzoeken, en om de mogelijkheden en gevolgen van bijsturing, inrichting of beheersmaatregelen te verkennen.

3.  Aanpak
Er zijn vier scenario’s verkend:

  • Huidige situatie (2022)
  • Grondwaterstand en oppervlaktewaterpeil van 40 cm onder maaiveld zonder waterinfiltratiesysteem (WIS)
  • Grondwaterstand en oppervlaktewaterpeil van 30 cm onder maaiveld met WIS
  • Grondwaterstand en oppervlaktewaterpeil van 20 cm onder maaiveld met WIS

4. Resultaten (citaat uit brief GS)
De studie laat zien wat de gevolgen zijn voor wateroverlast, waterkwaliteit, zoetwaterbeschikbaarheid en het verdienvermogen van agrariërs bij het verhogen van de grondwaterstand naar 20 tot 40 cm onder maaiveld. Geconcludeerd kan worden dat er geen eenvoudige en korte termijn oplossingen bestaan voor dit complexe vraagstuk. Zo heeft bijvoorbeeld de klimaatdoelstelling voor het terugdringen van broeikasgasemissies zoals CO2 uit veen negatieve gevolgen voor de wettelijke normen en doelen voor waterkwaliteit en wateroverlast. Daarnaast heeft het verhogen van de grondwaterstand grote impact op het agrarisch verdienvermogen. En is voor het verhogen van de grondwaterstand in veenweidegebieden extra zoetwater nodig dat in droge zomers mogelijk niet altijd beschikbaar is.

5. Conclusies (citaat uit rapport)
De studie heeft aangetoond dat met een grondwaterstand- en oppervlaktewaterpeilopzet van 30 cm onder maaiveld, in combinatie met waterinfiltratiesystemen, de broeikasgasemissiereductiedoelstelling uit het Nationaal Klimaatakkoord behaald kan worden. Een dergelijke combinatie van grondwaterstand- en oppervlaktewaterpeilopzet met waterinfiltratiesysteem heeft ook een significant effect op de andere thema’s. De studie is van verkennende aard en dient als basis voor een bestuurlijke beeldvorming en voor vervolgonderzoek.

6. Duiding en reactie (door Thijs Cuijpers)
a. De opbouw
Bij lezing van het rapport moeten we ons goed realiseren dat het uitgangspunt van het rapport is: ‘Hoe halen we met hogere waterstanden de klimaatdoelstelling voor veenweidegebieden?’
De redenatie begint met dus de met doelstelling CO2 reductie. Voor die CO2 reductie zijn hogere waterstanden nodig. En die hogere waterstanden hebben vervolgens effect op de  watervraag, wateroverlast, waterkwaliteit en het verdienvermogen van boeren.

Veenweidegebieden staan voor een landelijk reductie om 1 Mton CO2-equivalent per jaar te realiseren tegen 2030. Voor het onderzoeksgebied in dit rapport komt dat neer op 274.870 ton per jaar voor de drie provincies binnen het studiegebied.

b. Scenario’s
Er is een aantal scenario’s gekozen met 40, 30 en 20 cm onder maaiveld en met/zonder waterinfiltratiesysteem. Vervolgens is een reeks aan mogelijke draaiknoppen beschreven voor bestuurlijke besluitvorming. Maar let wel, in dit rapport worden geen voorstellen gedaan voor bestuurlijke besluiten. Dus ook geen voorstel voor één van de scenario’s.

De studie toont aan dat met een grondwaterstand- en oppervlaktewaterpeilopzet van 30 cm onder maaiveld, in combinatie met waterinfiltratiesystemen, de broeikasgasemissiereductiedoelstelling uit het Nationaal Klimaatakkoord behaald kan worden. Dus de hierboven genoemde 274.870 ton CO2 reductie.

c. Alles hangt met elkaar samen
De combinaties van grondwaterstand- en oppervlaktewaterpeilopzet met waterinfiltratiesysteem hebben effect op de andere thema’s.

  • Verhogen van het waterpeil leidt tot lagere waterkwaliteit (meer uitspoeling) en meer wateroverlast.
  • Om het peil hoog te houden is voldoende aanvoer van water nodig; dat is zomers mogelijk een probleem.
  • Het huidig gebruik en agrarisch verdienvermogen waarin gekeken is naar een gangbaar melkveehouderijbedrijf laat zien dat er door een opbrengstderving een toename is in de kosten en een drastische afname in liquide middelen. Daardoor is de huidige landbouwbedrijfsvoering niet meer rendabel bij een peilopzet van 40 cm of hoger.

d. Deelgebieden verschillen
Als je wat dieper in het rapport en de bijlagen duikt is de draaiknop: ‘Verschillen in toepassingen van peilopzet en maatregelen (WIS) per gebied’ opvallend. Ook opvallend is dat dat weinig aandacht krijgt in de brief van GS en in de samenvatting door de opstellers van het rapport.

Het maakt namelijk nogal wat uit in welk gebied je welke maatregelen neemt. Met andere woorden: het ene gebied levert veel meer winst op dan het andere. Een paar citaten uit het rapport:

  • Deelgebieden Alblasserwaard en Krimpenerwaard hebben bijvoorbeeld een grote totale CO2-emissiereductie in het geselecteerde scenario (30 cm -mv met WIS).
  • Deelgebieden Gooi en Vechtstreek en Vijfheerenlanden hebben bijvoorbeeld een heel lage CO2-emissie per hectare.
  • Hier wordt duidelijk dat een lagere impact over een groot gebied veel CO2-emissiereductie kan realiseren, maar een hogere impact over een klein gebied kan dat potentieel ook.
  • De meeste reductie per hectare per jaar kan behaald worden bij een grondwaterstand van 20 cm onder maaiveld met AWIS; specifiek de gebieden Zuid Kennemerland en Amstelmeerlanden, Utrechtse Venen, Oostland, Duin Horst en Weide en Groene Hart Noord dragen per hectare veel bij aan de reductie van CO2-uitstoot.

Als je deze passages leest, dan lijkt mij de boodschap dat er zeker niet gezocht moet worden naar één oplossing voor het hele Groene Hart, maar dat er per deelgebied slim gekeken moet worden waar en hoe het meest efficiënt klimaatwinst c.q. CO2 reductie te behalen is.

e. Wat valt buiten de scope?
Zoals gezegd, het is een verkennende modelstudie. Voor het eerst voor het gehele Groene Hart en alleen daarom al waardevol. Maar niet alle vraagstukken die spelen in het Groene Hart zijn (uiteraard) meegenomen.

  • De onderzoekers geven aan dat in het rapport níet in beeld is gebracht wat de effecten van functiewijziging zouden kunnen zijn. Dus het effect van eventuele omzetting van landbouw naar natuur is niet beschreven. Maar ook niet wat het effect van meer infra en woningbouw in het Groene Hart is.
  • Buiten de scope van de studie staan de kosten en batenanalyse die bij de diverse scenario’s horen. Dat moet op zich te becijferen zijn, dunkt mij. Het zal zeker om héél forse bedragen gaan; voor inrichting wateraanvoer, voor aanleg waterinfiltratiesystemen, voor voorkomen wateroverlast, voor compensatie boeren, voor uitkopen boeren etc. Hoe dan ook, dit valt buiten de scope van dit rapport, doet niets af aan dit rapport, maar is natuurlijk een heet hangijzer.

Natuurlijk gaat een rapport als dit leiden tot vervolgonderzoek. De vervolgvragen staan hierboven, denk ik.

f. Niets doen is geen optie
In dit rapport worden geen voorstellen gedaan voor bestuurlijke besluitvorming. Er worden bouwstenen en draaiknoppen aangereikt. Het bestuurlijke proces, hoe vreemd dat ook klinkt na decennialange discussies in het Groene Hart, lijkt dan nog te moeten beginnen. GS ZH kondigt aan eerst met de andere provincies te gaan overleggen.

In de brief van GS ZH wordt geconcludeerd dat er geen eenvoudige en korte termijn oplossingen bestaan voor dit complexe vraagstuk. Dat is op zich geen nieuws. Maar de gedeputeerde schrijft ook dat niets doen geen optie is. Uit die passage spreekt toch weer wel urgentie.

Kortom
De ‘Impactstudie verhogen grondwaterstand veenweiden” is een interessant en lezenswaardig rapport. Het is goed dat er nu voor het hele Groene Hart een studie ligt waarbij (nagenoeg alle) effecten van het verhogen van de waterstanden in beeld gebracht zijn. Het is echter een gemis dat er geen inzicht is gegeven in de kosten en de baten per scenario.

Ieder onderzoeksrapport leidt ook altijd weer tot vervolgonderzoek.  Goed dat het er is, maar het kan ook leiden tot verdere vertraging. Het is voorspelbaar dat er gevraagd gaat worden om onderzoek naar de sociale en bedrijfseconomische gevolgen en naar de gevolgen van functieverandering.

Maar juist omdat er niet één oplossing voor het hele gebied is, zou ik zeggen, ga aan de slag met gebieden waar (een paar) oplossingen voor de hand liggen. Er zijn genoeg gebiedsplannen gemaakt in de afgelopen jaren. En er zijn vast ook gebieden waar daarvoor draagvlak is.

Thijs Cuijpers,
Bestuurslid Stichting Groene Hart

De ‘Impactstudie verhogen grondwaterstand veenweiden’ en de deelrapporten zijn hier te vinden.